- chambre
- chambre [sĵãbr]〈v.〉1 (slaap)kamer2 〈juridisch〉kamer3 ruimte ⇒ holte ⇒ 〈techniek〉 kamer♦voorbeelden:1 chambre d'amis • logeerkamerchambre à gaz • gaskamerchambre à deux lits • tweepersoonskamerchambre à coucher • slaapkamerfaire chambre à part • gescheiden slapengarder la chambre • binnen blijvenmettre qn. en chambre • iemand huisarrest geventravailler en chambre • thuiswerk doen2 chambre de commerce • Kamer van KoophandelChambre des députés • Kamer van afgevaardigden, Tweede KamerChambre des pairs • Hogerhuis 〈Engeland〉chambre criminelle • strafkamer 〈bij Hof van Cassatie〉chambre syndicale •〈plaatselijke werkgeversorganisatie per bedrijfstak〉3 chambre à air • binnenbandchambre de chauffe • machinekamer, ketelruimchambres d'une ruche d'abeilles • cellen van een bijenkorfchambre forte • kluis, safechambre froide • koelruimte〈fotografie〉 chambre obscure • donkere kamerf1) kamer2) holte, ruimte
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.